Je hebt verschillende manieren om over het verleden te praten in het Nederlands. Je kunt het perfectum gebruiken of het imperfectum.
Wat is nu precies het verschil?
Er zijn verschillen tussen het perfectum en het imperfectum, maar in de praktijk kun je ze vaak beide gebruiken. Het Nederlands is hier erg flexibel in, veel flexibeler dan veel andere talen.
Het gebruik van het imperfectum in plaats van het perfectum of andersom, belemmert de communicatie niet. Toch klinkt je Nederlands natuurlijker als je de regels volgt.
Het imperfectum gebruik je om het verleden te beschrijven. Het perfectum gebruik je om een losse actie in het verleden te benoemen. We kijken naar een voorbeeld:
In zin 1 ligt de focus op de actie of het resultaat van die actie. Je hebt een kaartje gekocht and that's it.
In zin 2 lijkt de zin een beschrijving van de situatie in het verleden. We verwachten dat er een verhaal komt. Bijvoorbeeld:
Verhalen, zoals sprookjes, worden bijna altijd in het imperfectum geschreven. Hetzelfde geldt voor beschrijvingen van een periode in het verleden. Ook voor emoties of karaktereigenschappen van personen in het verleden gebruik je bijna altijd het imperfectum.
* Luister naar het verhaal van Roodkapje in het imperfectum.
Als de focus op het resultaat van een actie ligt of als het resultaat nog waarneembaar is, gebruik je het perfectum.
Als iets slechts één keer, nog nooit of enkele keren heeft plaatsgevonden, gebruik je meestal het perfectum.
Test your knowledge with 6 questions.
Please log in to leave a comment.
Wees de eerste die een reactie achterlaat