Beide, beiden & allebei
Wat is het verschil tussen beide, beiden & allebei? Ontdek het en test jezelf met de opdrachten hieronder.
1. Beide
Het woord beide kan gebruikt worden als both in het Engels. Je kunt dit woord op twee manieren gebruiken: onafhankelijk of voor een zelfstandig naamwoord (noun). Laten we naar een paar voorbeelden kijken:
Onafhankelijk gebruik (verwijzen naar dingen)
- A. Heb je de artikelen gelezen? Ja, ik heb ze beide gelezen.
Did you read the articles? Yes, I read them both.
- B. Ik heb twee documentaires gezien. Beide waren erg interessant.
I have seen two documentaries. Both were very interesting.
Voor een zelfstandig naamwoord (noun):
- C. Ik heb beide artikelen gelezen.
I have read both articles.
- D. Beide jongens dragen een spijkerbroek.
Both boys wear jeans.
2. Beiden
Het woord beiden kan ook vertaald worden als both in het Engels. Je kunt dit woord alleen gebruiken om te verwijzen naar mensen. Maar let op: je gebruikt altijd beide (zonder -n) voor een zelfstandig naamwoord. Ook als het over een persoon gaat.
- E. De jongens dragen beiden een spijkerbroek.
The boys are both wearing jeans.
- F. Je hebt ons beiden uitgenodigd.
You invited us both.
- G. Beiden zijn getrouwd.
Both are married.
- H. Mijn buren zijn beiden op vakantie.
My neighbours are both on a holiday.
Maar: Beide buren zijn op vakantie (want er staat een zelfstandig naamwoord achter).
3. Allebei
Je kunt allebei voor zowel dingen als mensen gebruiken. Dit woord heeft veel overlap met beide en beiden, maar het gebruik is een beetje anders.
Voor een zelfstandig naamwoord kun je zowel allebei als beide gebruiken, maar je moet de toevoegen. Dit staat een beetje informeel:
- C. Ik heb beide artikelen gelezen.
Ik heb allebei de artikelen gelezen.
I have read both articles.
- D. Beide jongens dragen een spijkerbroek.
Allebei de jongens dragen een spijkerbroek.
Both boys wear jeans.
Om naar mensen of dingen te verwijzen, kun je allebei gebruiken als er ook een pronomen of zelfstandig naamwoord in de zin staat dat naar hetzelfde verwijst. Kijk goed naar de onderstreepte woorden:
- A. POSSIBLE
Heb je de artikelen gelezen? Ja, ik heb ze beide gelezen.
Heb je de artikelen gelezen? Ja, ik heb ze allebei gelezen.
Did you read the articles? Yes, I read them both.
- B. NOT POSSIBLE
Ik heb twee documentaires gezien. Beide waren erg interessant.
I have seen two documentaries. Both were very interesting.
Dit kan wel: Ze waren allebei erg interessant.
- E. POSSIBLE
De jongens dragen beiden een spijkerbroek.
De jongens dragen allebei een spijkerbroek.
The boys are both wearing jeans.
- F. POSSIBLE
Je hebt ons beiden uitgenodigd.
Je hebt ons allebei uitgenodigd.
You invited us both.
- G. NOT POSSIBLE
Beiden zijn getrouwd.
Both are married.
Dit kan wel: Ze zijn allebei getrouwd.
- H. POSSIBLE
Mijn buren zijn beiden op vakantie.
Mijn buren zijn allebei op vakantie.
My neighbours are both on a holiday.
Wees de eerste die een reactie achterlaat