
Positiewerkwoorden in het Nederlands: zitten liggen staan hangen
Last updated: 22-11-2025
De kop koffie staat op tafel.
De sleutels liggen op het kastje.
De bank staat in de kamer.
Heb je je ooit afgevraagd waarom een kopje koffie op tafel staat? Het heeft toch geen poten? Vreemd genoeg wordt de positie van veel andere objecten beschreven met liggen, zoals pennen, papieren en sleutels bijvoorbeeld. Een veel voorkomende theorie is de horizontaal-verticaal theorie, die heel eenvoudig is: als een object meer horizontaal is dan verticaal, ligt het. Helaas is deze methode verre van nauwkeurig en is het gebruik van zijn geen alternatief, omdat dat in de meeste gevallen erg onnatuurlijk klinkt.
Er zijn veel regels rondom de positiewerkwoorden liggen, staan, zitten en hangen. In dit artikel bespreken we de belangrijkste regels.
Laten we even kijken naar een bank. Geen bank om je geld veilig op te slaan, maar een bank om op te zitten. Een bank staat eigenlijk altijd. Als een bank ligt, betekent dit dat hij in de verkeerde positie is geplaatst. Bijvoorbeeld met de poten omhoog.
Regel 1a: als een object slechts één correcte positie heeft en het is solide, staat het.
Regel 1b: als een object slechts één correcte positie heeft en het zacht is, ligt het.
Een televisie is een ander voorbeeld van een object met één correcte positie. Net als fotolijsten, wekkers, bijna alle meubels, gebouwen en auto's. Een tapijt daarentegen is zacht en daarom ligt het.
Regel 1c: Als een object geen juiste positie heeft, ligt het normaal gesproken, vooral als het meer horizontaal / ongedefinieerd is dan verticaal.
Voorbeelden van objecten zonder één juiste positie zijn sleutels, een telefoon, een appel, koptelefoons, handdoeken of een boek.
En dat brengt ons bij het volgende positiewerkwoord: zitten.
Regel 2a: Als iets in een ander object zit, kun je zitten gebruiken.
Zitten wordt vaak gecombineerd met de prepositie in.
Regel 2b
Als iets aan iets is bevestigd / geplakt, zoals een sticker of de keukenkastjes aan de keukenmuur, gebruik je ook zitten.
Hangen wordt vaak vergeten als positiewerkwoord, maar het wordt zeker gebruikt.
Regel 3: Hangt het object en is het niet echt stevig bevestigd? Dan hangt het.
Dit zijn dus de belangrijkste regels. Er zijn er nog veel meer voor meer specifieke gevallen. Voorbeelden zijn dat tekst altijd staat (het woord staat in de tekst) en de locatie van een stad of dorp wordt beschreven met liggen (Amsterdam ligt in Noord-Holland).
In een van onze andere lessen (zie de link onder dit artikel) vind je informatie over de actiewerkwoorden die aan de positiewerkwoorden zijn gekoppeld.